Uitgestraalde energie
Het seismisch moment van een aardbeving is ook evenredig met de energie die vrijkomt onder de vorm van seismische golven:
$$E=\Delta\sigma {M_0}/{2\mu}$$
Δσ in deze formule is de spanningsval op het breukvlak op het moment van de aardbeving. Deze bedraagt meestal ongeveer 30 bar of 3 x 106 Pa. Dit betekent dat, in een eerste benadering, de uitgestraalde energie, net zoals het seismisch moment, met een factor 32 toeneemt per magnitude-eenheid. De hoeveelheid energie die vrijkomt bij een aardbeving met een momentmagnitude van 7.0 is dus bijna 1000 maal zo groot als die welke vrijkomt bij een aardbeving van magnitude 5.0.
Onderstaande grafiek toont het verband tussen momentmagnitude en seismische energie, vergeleken met de energie van andere natuurlijke en artificiële fenomenen. De energie die bijvoorbeeld vrijkomt wanneer een massa van 1 ton vanaf 100 meter hoogte op de grond valt is te vergelijken met de sterkte van een beving met magnitude 1.